Dagboek zuster Aframa van de arme dienstmaagden van J.C. uit Lutterade Geleen op vakantie in Grathem bij de eerwaarde zusters op “Ten Hove” als gevolg van het uitbreken van de oorlog kon zij niet naar haar klooster terugkeren.
Uit logeren in oorlogstijd 26 augustus 1944 : Uit het dagboek van een logé in Grathem
Een financiële bijdrage is nog altijd welkom, want we hebben nog steeds een tekort.
U kunt ook een bijdrage overmaken op:
NL66 RABO 0129 3929 87
t.n.v.
Stichting Dorpsraad Grathem.
Begin sept.
Zoekt gij een heel gelukkig mens,
Dat alles gaat naar wil en wens,
Zoekt dan in Grathems klooster maar,
U vindt ze wis in ’t Slot aldaar.
Want zie, het is een zoete last,
In oorlogstijd hier zijn als gast.
Gekomen voor ’n dacht of acht,
Zoekt zij wat rust, vooral bij nacht,
Mijn Maurits toch, met haar gebrom,
Verdrijft de zoete rus alom.
In Grathem zou de stille gast
Bevrijd zijn van de Maurits-last.
In ’t eerst was ’t dan ook reuzefijn
-Het kon voorwaar niet fijner zijn –
De zusters waren lief en goed,
Verzorgden haar met vroom gemoed.
’t Was voor de ziel een waar genot
Te rusten hier, dicht bij haar God.
3 sept.
Maar acht, het was van korte duur,
Dra woedde fel het oorlogsvuur.
De “Tommys” vlogen af en aan,
Beschoten treinen – autobaan,
Gekomen was de mooie tijd,
Waarin ons landje werd bevrijd.
Heel Grathem liep vol militair,
Dat wisselde geurig weer,
De Duitsers immers vol verdriet,
Verlieten ons zo goedschiks niet.
De jongens waren toch niet kwaad,
Maar vrolijk moedig en kordaat.
’t Verkeer werd dadelijk stop gezet,
Verbrijzeld lag ’t elektrisch net.
Geen post, geen radio of draadbericht,
En heel de nacht nog zonder licht
Zie hier ’t begin van de mooie tijd
Waarin ons landje werd bevrijd.
Bij ons op het plein werd flink gestookt,
En voor ruim honderd man gekookt,
Een ieder kreeg zijn portie goed
En at die op met blij gemoed.
Ze vonden ’t dra in het Zusterhuis
Gezellig als bij moeder thuis.
Tot hier viel alles dus nog mee
Men dacht: “Heel spoedig is er vree”
Komt gauw maar Tommys bij ons hier
Dan heeft heel Grathem veel plezier.
Wat zullen wij pas zijn verlijd,
Als Neerland spoedig is bevrijd.
Eind sept.
Helaas, zo ver was het nog niet,
Want nu pas begon ons verdriet.
De Tommys naderden vrij snel
Men mocht ze dra verwachten wel.
Ze waren er spoedig ook geweest
Was er maar geen kanaal geweest.
Doch deze waterweg, vrij smal,
We vinden ’t allen wel wat mal,
Ligt onze Tommys in de weg,
Daar al de bruggen zijn nu weg.
Wie had er ooit om gedacht,
Dat ‘t “Waterke” had zulk een macht.
20 sept.
Nu scheidt het al een week of vier
Bezetter en bevrijder hier.
Soms lijkt het kwaad kinderspel,
Werd ’t niet allengs een ware hel.
Granaten sissen heen en weer.
En missen meest hun einddoel zeer.
28 sept.
Getroffen wordt het burgerhuis
Wat is de oorlog toch een kruis
Ons kerkje werd het eerst ontwijd
Mijn God, wat U lankmoedig zijt
Geen huis thans zonder gat of scheur,
Verbrijzeld liggen raam en deur.
8 okt.
De jongens (en mannen) werden opgeëist.
Hun werk werd hier en daar geëist
De distributie heeft geen nut
De winkels zijn lang uitgeput
En verder kruipt de nare tijd
Waarin ons landje wordt bevrijd.
De zusters, in ’t begin niet bang
Komen nu allengs ook in ’t gedrang
Een granaat vloog in har huiskapel
Doch ’t liep nog af heel wonderwel
De scha bleef tot het gat bepaald
en de ruiten, die zijn uitgehaald.
Toen de bruggen gingen in de lucht,
Was de gast alhier, wat graag gevlucht.
Maar ’t bleek totaal onmogelijk al
Ze zat hier mooi in de val.
Wat is het toch een nare tijd,
Als men door vrienden wordt bevrijd!
In ’t begin was zij niet weinig bang
Dat haar de tijd zou vallen lang
Die zorg bleek overbodig ras,
Want zie, ze kwam nog al van pas.
Ze had toch immers (n)iets te doen
Van ’s morgens vroeg tot aan de noen.
Weldra ging het de hele dag,
Als ik het hier verhalen mag.
U stopt die scheurtjes zeker graag?
Want ik moet bij zieken nog vandaag.
Dan heeft u al weer iets te doen,
Van ’s morgens vroeg tot aan de noen.
De Godslamp voedt met druppelwas,
Die komt daarvoor weer goed van pas
Zorg ook op de gang voor licht
Dat niemand valt, ’t is dure plicht
Maas ook de kousen weer wat net
’t is immers goed voor uw verzet.
De oudjes (ca. 20 bejaarden) waarschuw steeds bij tijd
En breng ze al in veiligheid.
Dan zijn wij van die zorg bevrijd
En u heeft immers toch de tijd.
Dan heeft u vast al iets te doen
Van ’s morgens vroeg tot aan de noen.
Zie hier ’n voorbeeld voor de pret
En tot mijn eigen stil verzet.
Doch nu zal ik verhalen gauw,
Hoe wij thans zitten in het nauw.
Geen boer, die werkt op het stille veld
De arbeid wordt maar uitgesteld.
Er is geen wintergraan gezaaid
Ternauwernood is de oogst gemaaid.
Veel koeien, varkens zijn gevraagd
Met de paarden is men weggedraafd.
Als wij nog lang niet zijn bevrijd
Dan komt ’n bitter arme tijd.
Ons bovenhuis is leeggestroomd.
Wijl alles naar beneden stroomt
Heel Grathem slaapt nu heel de nacht
’t veiligst in de kelder zacht.
Op bossen stro, hier uitgespreid
Een kermisbed zich ieder spreidt.
Het lijkt haast een zigeunerkamp
Een stukje kaars is onze lamp
Een ieder “zingt” zijn eigen lied
Of luistert ook met stil verdriet
Naar ’t nijdig doelloos schieten
Dat ze zeker beter lieten.
De zusters zijn nu opgescheept
Met de gast, in liefde meegesleept
Ze komt aan alles nu te kort
Wijl haar vertrekt is opgeschort
Verkort om haar dan Heer de tijd
Waarin ons landje wordt bevrijd!
O, Koningin van de Rozenkrans
Uw beeltenis mist de kaarsenglans
De Godslamp zelfs is gedoofd
Waar blijft de hulp aan ons beloofd?
De wereld is u toegewijd
Toon, dat Gij onze Moeder zijt.
De maand October spoedt ten eind
En wij zijn nog niet half bevrijd
O, Koning Jezus, heb erbarmen
En schenk vergiffenis ons armen
Wij hebben al gezondigd, Heer
O schenk ons Uw liefde weer.
27 oct.
’t Wreed bevel plant zich snel voort
Verlaat nu burgers vlug dit oord
Om 4 ½ moet zijn geruimd
Dus ingepakt, geen tijd verzuimd
Alom hoort men nu droef geween
Waar moeten al die mensen heen?
Maar als de schrik wat is gezakt
Wordt altijd trager ingepakt
Al gauw hoort men: “Wij blijven hier”
Verhuizen thans, is geen plezier
Allengs komt er de moed weer in
Het droeve klagen heeft geen zin.
28 oct
Opnieuw slaat ons de schrik om ’t hart
Opnieuw begint de scheidingssmart
Voor morgenvroeg de klok slaat negen
Moeten wij zijn huizen, wegen
Terstond de moed is weer gezakt
En wordt weer drukker ingepakt.
Heel ons huis komt op appel
Bij Christus in de huiskapel
Wend toch, christus Koning, van ons huis,
Af dit bitter zware kruis.
Laat de mensen in hun woning
Op uw feest, o Christus Koning.
Wilt Gij toch dit kruis ons zenden
Wil het tot ons heil dan wenden
Dat Uw wil geschiede thans
Wij vertrouwen op U gans
Ca. 4 uur: God zij lof en eer,
Want wij mogen blijven weer!
29 oct.
De morgen van ’t Christus-Koningsfeest,
Is bepaald heel heerlijk geweest
Doch reeds staat de Koning met het Kruis
Weer voor Grathem en ons huis
Het dorp moet voor de derde keer
Ruimen nu de huizen weer.
Opnieuw wordt er vurig gebeden
En met den Koning gestreden.
Wil Ons Christus, allen sparen
Om de oudjes ’t huis bewaren,
Zie, ze zijn gebrekkig – ziek,
Kunnen heus vertrekken niet.
Eindelijk toont men nu erbarmen
Met de zieken, ouden, armen
Doch rust is er niet, want na een uur
Opent de Bevrijder het oorlogsvuur.
Een regen van granaten komt op ons af
Wat doen de vrienden nu toch laf!
Een 20 granaten ontploffen om ons heen,
De scherven vliegen door deuren en ramen heen.
Het hele huis ligt vol scherven en gruis
Als had ons beschoten baldadig gespuis.
In de kelder wacht men met droefenis
Tot de lucht weder zuiver is.
Ontdaan slaan wij de verwoesting gade:
Oh Christus Koning, wat een schade!
Pater Jacobus is aan twee vingers gewond
De anderen zijn Goddank gezond.
Intussen bleven de meeste bewoners hier
En dat doet ons allen weer plezier.
Oh Christus Koning, was het zo bedoeld?
Dan maar niet langer spijt gevoeld!
Dra begint men te werken op ’t Feest
Of er schoonmaak was geweest.
O Jezus, heb eindelijk erbarmen
En neem de spanning van ons armen.
31 oct.
Drie “Fallschirmjager” komen met veel geruis
Doorzoeken al tierend ’t hele huis
Om te vinden verraders, spionnen,
Verborgen in kasten en tonnen
Mijn God, bewaar voor zulk gespuis
In de toekomst toch ons stille huis.
Om twee uur moeten we vertrekken
De klok wijst haast drie, dus maar rekken
Daar gehoorzamen onmogelijk is
Is blijven ’t minste mis.
De drie hebben intussen gevonden de kaarsen
En lichten met hun voorraad de laarzen.
1 nov.
Na een onrustige nacht
Heeft de morgen nieuwe emotie gebracht
Eén van de drie, met nog twee, zonder dralen
Komen de rest van de kaarsen en drie dekens halen
Door hun “goedheid” mogen wij blijven
Niemand mag uit het huis ons drijven.
Allerzielen: We houden zes Heilige Missen
De zieltjes zijn tevreden, mogen we gissen
’t Was of er op aarde weer vrede was
Doch die illusie verdween heel ras
Nog voor 12 uur klonk snel het bevel:
“De mannen vertrekken terstond en snel!”
De boodschappers zijn nauwelijks verdwenen
En wordt het druk op Grathems wegen
Of de Engelsen openen een geweldig vuur
Dat weder aanhoudt verschillende uur
’t Lijkt of het dorp geheel moet verdwijnen
Hoe lang nog duurt dit bange lijden?
3 dec
Onze twee ganzen en een haan hebben het leven gelaten
In huis slaan voortdurend stukken granaten
Het dak heeft nu grote gaten
Geen opruimen kan meer baten
St. Hubertus heeft, na een verschrikkelijke nacht,
Ook al geen uitkomst of redding gebracht.
Reeds vroeg in de morgen weer nieuwe zorgen:
In de Kapel zijn Jezus en wij niet meer geborgen
Na kort beraad daalt Jezus voor de eerste keer
In de kelder op het altaar neer.
In de “Catacombe” is toewijding aan ’t Goddelijk Hart
Daarna wacht ons terstond weer nieuwe smart.
De ganse dag is het kelder in en uit
Wie kan tegen dit aanhoudend fluitend geluid?
De verwoesting in huis groeit gedurig aan
Daar vele granaten naar binnen slaan.
Gedurende die onrustige, bange uren
Heeft de vroegere kapel ’t hard te verduren.
6 nov. ’s Morgens
Vier dagen hebben we nu al dag en nacht
In de halfdonkere kelders doorgebracht.
Een bout gezelschap is er bijeen
De kelder zag er nummer zo een
Een Priester, een Pater, zusters, Dames en Heren (M. Kessels met kinderen)
Bidden er samen, praten, slapen, dineren.
Als gastheer fungeert Meneer Kapelaan (Teunissen)
En ’t staat hem echt ook wonderwel aan.
Hij smeert het brood en schept op de pap
Wat aanleiding geeft tot menige grap.
Het brood is maar in ’t midden gesmeerd
Dat heeft Zeerwaarde de oorlog geleerd.
Maar een vroom gebed, een zegen in ’t Latijn
Maakt steeds dat allen tevreden zijn.
De zusters hebben ’t nu wel zwaar
Ze moeten koken ondanks ’t gevaar.
Zo geven ze van hun offervaardigheid blijk
En worden meteen voor de Hemel rijk.
6 nov. ’s Middags
Antje Winkelmolen (in memoriam)
Ik had haar naam al vaak horen noemen
Ik had haar als een offerziel horen roemen.
Ze was tante en huishoudster in een moederloos gezin
En bracht er geluk en blijdschap weer in.
Tot zondag kende ik haar echter niet
En dit was natuurlijk mijn kleinste verdriet.
5 nov.
Zondag 5 november werd er echter naar de kelder geseind
Dat Antje was door de granaten heengesneld
Om haar Jezus heden nog te ontvangen
’t was haar innig en vurig verlangen
Natuurlijk was zeer eerwaarde terstond gereed
En spoedig was Antje met Jezus vereend
Na een kwartiertje liep ze gelukkig en vlug
Weer naar haar woning, en pleegkinderen terug
Nog eenmaal zo goed vlotte nu alle werk
Want Antje was handig en Antje was sterk
Haar offerzin nam nog een hogere vlucht
Wijl haar oog was voortdurend naar boven gericht.
Voor de jongens, voor Grathem wil ik mijn leven graag geven
Dat er niets meer gebeurde, dat ze rustig konden leven.
En God had welgevallen aan ‘offer, de vrome bee
En riep haar spoedig naar de Hemelse Stee.
Een dagje nog mocht ze gelukkig hier leven
Om dan als een Heldin in den oorlog te sneven.
6 nov.
Maandag, terwijl wij lang luisteren naar het bevrijdingsvuur
’t was in de middag, omtrent drie uur.
Staat plots haar logeetje ontdaan in ons midden
Terstond verstomt het hardop bidden
Meneer Kapelaan, kom vlug, Antje is geraakt
En ze heeft naar U, Eerwaarde, ge3vraagd.
Zodra het granaatvuur een weinig bedaart
Hebben Priester en Wijkzuster hun leven gewaagd.
Ondanks de sissende granaten snellen ze heen
En vinden een huis vol droef geween.
Antje ligt midden in een plan van bloed
Zo stil of ze slaapt……ze heeft ’t nu goed.
Een granaatscherf drong door de schouder en doorboorde het hart
De Offerziel stierf vrij plotseling, wel zonder smart.
Ze stierf voor Grathems jongens als een Offerlam
Omtrent 3 uur, als het Goddelijk Lam.
God zelf zij, Antje, Uw heerlijkste loon
Voor eeuwig daar boven in de Hemelse Woon.
Vergeet daar nu, Antje, ons armen ook niet
U is nu gelukkig, wij hebben verdriet
Wees onze voorspraak bij Jezus, Gods Zoon,
En help ons allen naar de Hemelse Woon.
Vraag en verkrijg voor de wereld redding en Vree
En dank dan vurig, God, met ons mee.
Nov. 13
Een Zuster van Antje (Barbara uit Ell) werd thuis eveneens door een granaat gewond en stierf reeds in de auto op weg naar het ziekenhuis in Weert. Door de oorlog was haar die dood niet bekend.
9 nov.
Drie dagen hebben wij voor Antje gebeden,
Met God om haar zaligheid gestreden.
Voorlopig rust ze in de tuin van ’t huis.
Haar grafheuvel siert een eenvoudig kruis.
Zelfs de doden hebben geen rust in deze tijd.
Doe eindigen, mijn God, deze dwaze strijd.
11 nov.
Heden was ’t erg druk aan ’t front
Bij is alles, Goddank, nog gezond
Heel Grathem is allengs voor de druk bezweken
De meesten zijn naar elders geweken.
Het doel van ’t verhuizen blijkt dagelijks meer
Er verdwijnt uit de huizen, hoe langer, hoe meer.
12 nov.
De rest van de bezetting verwildert al meer,
’t is heimelijk slechten en “gappen” keer op keer
Als bandieten hebben ze om 11 uur dees nacht
Bij Kessels drie vette varkens geslacht.
Als de bevrijding nog lang op zich laat wachten
Zal men al het vee en de kippen nog slachten.
13 nov.
In de morgen was er weer een echt bombardement
Er komt aan de verwoesting, helaas, geen eind.
De kamer van de Paters heeft geen voormuur meer,
Een steenhoop vult de kamer alweer.
Allengs begint onze moed te zakken
Zullen we morgen toch maar pakken.
14 nov.
Kwart voor vier begint een geweldig vuur,
Dat duurt vooreerst tot negen uur.
’t Is in de kelder haast niet te verduren,
Nooit zullen we vergeten die bange uren.
De waterbak op zolder is getroffen
Door de Bevrijders, niet door de “Moffen”.
’t Water stroomt door de plafonds de trappen af
Geschiedde het met opzet, dan is het laf.
?De lucht is daghelder door schijnwerpers verlicht
’t geschut is nu naar de stellingen gericht.
Vlammenwerpers doorklieven sissend de lucht,
Enkele soldaten slaan op de vlucht.
En de rest?…….verbrandt….mijn God heb erbarmen
Met die verleiden -verwilderden – armen!
Zij stierven toch ook voor hun vaderland
Wees ze genadig, reik ze de reddende hand!
Maria, Gij Moeder van Barmhartigheid
Help ze naar een gelukkige eeuwigheid!
15 nov.
Tegen de morgen wordt het heel stil
Mijn God, dat geschiedde Uw Heilige Wil.
Zijn we bevrijd? Of zijn we het niet?
Dit is vooreerst ons nieuwe verdriet.
Eindelijk valt er die steen van ons hart
Er komt een eind aan de Bevrijdingssmart.
De wijkzuster (eerw.zr. Agatha, Hubertine Gorissen uit Grathem) komt thuis met de blijde maar
“Er is geen enkele Pruus meer daar”
Bij Naus zaten twee Tommys bij de thee
Ik kreeg deze nieuwe gulden ten bewijze mee.
Met reuzetanks zijn ze door het kanaal gekomen
Heel Grathem is al in bezit genomen.
Een plotselinge jubel barst nu in de kelder los
“Heb dank, Lieve Heer, wij zijn dus verlost.
Vergeten is al wat de “vriend” ons deed,
Wijl hij een eind maakt aan ons leed
Het glorierijke Rozenhoedje, een Tedeum tot dank
Vijf Onzevaders voor de gesneuvelden, ’t was ons niet lang.
O driewerf gezegende verschrikkelijke nacht,
Die ons toch eindelijk de redding bracht!
Als ’n lopend vuurtje verspreidt zich ’t bericht
Dat de overtocht is gelukkig verricht.
’t Is lachten en huilen maar door elkaar
Ze reiken de handen of ’t was Nieuwjaar.
Buiten moet men uiterst voorzichtig zijn,
Want overal lei men heimelijk een mijn.
De Tommys zoeken drukwegen en velden af.
Was men voor ’t sterven of vluchten nog laf.
Enkele Tommys sneuvelen door dit verraad
Iedereen vindt zoiets een lage daad.
16 nov.
Honderden tanks rijden Grathem binnen
Men weet niet, wat van blijdschap beginnen
Alles stroomt nieuwgierig naar buiten
Men tracht door gebaren zijn blijdschap te uiten.
De Tommys lachen, trakteren de jeugd
Er heerst, ondanks ellende, nu hartelijke vreugd.
17 nov.
Bij ons is de blijdschap al weer wat gezakt
De regen stroomt door het vernielde dak.
Overal staan er emmers en kuipen
Straks zal men in de kamer beginnen te druipen
Doch troost U nu, zusters, want de goede God
Laat u (vast) niet over aan uw lot.
18 nov.
Een windje steekt op, ’t wordt als droog
Het zonnetje schijnt, denk niet dat ik loog
Brengt Tommys nu vlug glas, pannen en hout
Dat men herstelt voor het wordt koud.
Helaas blijft ’t schieten op afstand nog duren
Roermond en omgeving heeft ’t nu te verduren.
19 nov.
Vandaag hadden we in de Kapel vijf H. Missen
De toeloop was groot, dan kun je wel gissen
Alles brengt Gode dank – lof en eer,
Wijl men in Grathem kan wonen weer.
Kapelaan Teunissen en de Pater fietsen naar Weert
Waar de bezetter al lang werd geweerd.
20 nov ca 2 uur
Zuster Jozefa der zus (Trui Hendrikx en verloofde) en een heer (deze stierf)
Lopen op een mijn, twee gewonden al weer.
Een paard met kar vliegt in de lucht
Een man met kinderen zijn te laat gevlucht (evacués uit Buggenum fam. Van Verstraelen en van Schreurs)
De Tommys verbinden, brengen naar het ziekenhuis,
De mijnen blijken toch echt een kruis.
21 nov.
Engelse postvliegtuigen landen nu dagelijks hier
Dat is voor de jeugd vooral een plezier.
Ze nemen gewonden ook mee naar huis,
Die liggen binnen twee uur, in een Londens ziekenhuis.
’s Avonds fluiten granaten als rode bollen door de lucht
De vijand is nog niet naar huis gevlucht.
23 nov.
Een zieke oma (Gerrits) werd hier gebracht
Dinsdag heeft ze het al volbracht
Met 85 jaar verliet ze dit tranendal,
Ze bidt voor “haar jongens” haar dierbaren al.
Donderdag, 3 uur, werd ze stil ter aarde besteld.
De lijkdienst is al weer uitgesteld.
25 nov.
Het regent voorlopig maar dag en nacht,
Dit weer heeft rust aan ’t front en water in huis gebracht
Nier alleen de barometer is zeer gedaald,
Ook onze moed is niet weinig gedaald.
Er schijnt geen sterretje in dees donkere dagen
Naar de oorzaak behoeft wel niemand te vragen.
De bevrijding heeft ons nog niet de vrijheid gebracht
Aan reizen mag nog niet worden gedacht.
De gast moet haar verblijf nog rekken
Ze kreeg geen verlof om n u al te vertrekken
Dat Uw Wil dan geschiede, o Heer
Aanvaard mijn offertje voor de vrede weer.
Voedselvoorziening
Toen alle verkeer hier werd stop gezet
Konden de boeren niet “leveren” volgens de wet.
Dus was er voorlopig melk, fruit enz. in overvloed
Een ieder maakte boter en kaas heel goed.
Het granaatvuur zorgde voor het vlees welhaast
Waardoor echter verminderde boter en kaas.
De kwestie was echter, om zonder dralen
Steeds verse melk enz. te halen
Het eiste van de zusters veel offerzin
Maar die zat er, Goddank, ook nog veel in.
En God beschermde haar (Zr. Agatha) ook wonderwel
Ongedeerd kwamen ze terug steeds snel.
Naarmate echter het vee verminderde
En de granaten ’t werk op ’t veld verhinderden
De aardappels men in de grond moesten laten,
En de boeren hun huizen in de steek moeten laten
Verminderde de toevoer der “vette” weken ook zeer
En naderde men de tegenwoordige “magere” al meer.
1 Dec.
Vanmorgen liep een neef (Jan Zeegers) van Zr. Agatha blij uit de kerk naar huis
Een knal! En gewond door een mijn ligt de jongen dra thuis.
De Engelsen verbinden hem terstond hoofd, rug en been
En brengen hem vlug naar het ziekenhuis heen (Maaseik) .
Terwijl zoeken en vinden ze nog drie mijnen
Waardoor wordt verhoed nog groter lijden.
2 dec.
65 Tommys sliepen in school, kelder en gang
Ze waren heus voor een tochtje niet bang.
Now we learn English, zonder English les.
We zeggen : “good morning”, “evening”, “no” en “yes”
Was nu maar eindelijk Roermond bevrijd.
Dan was Grathem van de gast en de bevrijders bevrijd!
2 dec.
Vanmorgen trok ik de stoute schoenen aan
En ben alleen naar ’t raadhuis gegaan.
Ik sprak er een Engels-Hollands officier
Die naast de burgemeester beveelt alhier.
Hij gaf me verlof om via het Rode Kruis
Een brief te schrijven naar “Moeder” thuis.
En als hij soms reisde in de richting van Maastricht
Zou hij me zenden dit blijde bericht
Ik mocht dan meereizen door België heen
Om spoedig te komen weer naar Geleen.
Ik beveel alles O.L. Heer nu aan,
Dat het volgens Gods wil zou gaan.
3 dec.
Vanmorgen heeft heel Grathem dankbaar geknield
In de harmoniezaal, slechts weinig vernield.
Dagenlang is er gewerkt met man en macht
Tot er de Noodkerk was ondergebracht.
Wij hebben nu maar nog één H. Mis
Wat voor de gast geen klein offertje is.
Maar voor de parochie is het een waar genot
Om in een grote zaal te bidden tot God.
Nu worden de dagen niet meer geteld,
Voor het antieke kerkje is weer hersteld.
Zijne Eerw (pastoor Bergmans) herdacht allen, die hier hebben geleden
Die stierven, gewond, weggevoerd werden tot heden.
5 dec.
Het uur van vertrek was schijnbaar gekomen,
Want een auto uit Hoensbroek was overgekomen.
Om een zevental kinderen hier op te halen
Die ook van de bevrijding veel kunnen verhalen.
De auto bleek echter te zeer bezet, helaas
Anders was de gast gearriveerd met St. Nicolaas.
6 dec.
De Amerikaan beloofde haar wel,
Dat hij haar donderdag ophaalde snel.
St. Nicolaas is blijkbaar niet kunnen dalen
De vele kanonnen deden hem dralen.
De Tommys alhier openen een geweldig vuur
Arm Roermond en omgeving, de bevrijding wordt duur!
7 dec.
“Maria’s Onbevlekte Ontvangenis”, wat heerlijk feest!
Twee moeders staan thans mij voor de geest.
De Immaculata daar boven, zo lelierein
Moeder Immaculata, arme Dienstmaagd, zo klein!
O leid me gelukkig mijn Moeder daar Boven
Naar huis en ik zal met Moeder U loven.
8 dec.
De Amerikaan liet de gast mooi wachten
Ze had trouwens van hem niet de beste gedachten
Dus ging pater J. (Jacobus uit Exaten) maar op verkenning uit
En die hoorde geen Amerikaans motorgeluid
Moeders feest kroop nu heel traag voorbij
Voor de gast, die er wat graag was bij.
10 dec.
Zaterdag en heel de nacht heeft het hard geregend
Wij zijn overvloedig met water gezegend.
Het sijpelde door tot in de kapel,
Wij kwamen te laat haast op appel.
Een honderd kanonnen richten hun mond
Nu dreigend naar het arme Roermond.
7 dec.
Een tommy liep heel hard naar zijn wagen
’t was zijn geluk, U kan ’t hem vragen.
De mijn immers, waarop hij bij ’t lopen stiet
Ontplofte, maar deerde zijn lichaam niet.
Wel was hij door de schrik zo hevig ontdaan,
Dat hij een poos niet verder kon gaan.
9 dec.
Een zwaar kanon dat anders maar wondt
Werd heden door een mijn gewond.
Het heeft ze blijkbaar niet goed gedaan,
Want ze blijft maar rustig ter plaatse staan.
Heel het dorp ligt vol Engels militair.
Ze schieten weinig op door het natte weer.
11 dec.
Heden werd Antje Winkelmolen naar het kerkhof overgebracht
Nu mag ze rusten voor goed, heel zacht.
Om 10 uur was de lijkdienst in de Noodkerk alhier.
Het zonnetje scheen, af natuur had plezier.
Uit de hemel zag Antje op Grathem neer,
Blij om haar offer, geen pijn voelt ze meer.
15 dec.
Vol verwachting klopt mijn hart…….
Begint thans onze scheidingssmart?….
Auto’s rijden naar het Zuiden
Aardappels voor kolen ruilen
En de gast heeft weer wat kans
Ik vertrouw het nog niet gans.
Als het echter toch mocht wezen
Roep ik U “vaarwel” bij dezen.
Vergeeft den ongewenste oorlogsgast
Dat hij U was hier soms tot last.
God vergelde ruimschoots U, wat deed voor mij tot nu…….
Het Kerstkind zegene u duizendmaal
En brenge veel gaven U allemaal.
Een Zalig Uiteinde en gelukkig Nieuwjaar
Wens ik u ook allen met elkaar.
Tot ziens dan spoedig in Lutterade-Geleen
Nu moet ik met de auto naar Moeder heen.
Nog eens aan Zr. Aloysia mijn oprecht dank
Omdat ze me duldde en verzorgde zo lang
En zouden mijn landgenoten U willen interneren
Dan mag ik u zeker heel hartelijk feliciteren
U mag dan immers heel den dag
Toeven met Jezus onder hetzelfde dak.
En in stilte en eenzaamheid
Spreekt Jezus tot de ziel vol minzaamheid
Wat kan een hatelijke maatregel u deren
De Bruid van Jezus laat Jezus regeren
Zulk lijden kan u vast niet bedroeven
Wijl u een druppel van Jezus lijden mag proeven.
Eenmaal moet er toch vrede komen
En wordt het oorlogsleed van ons genomen.
Werpen we al onze zorgen op God
Hij zorgt voor wie houden zijn Wet en Gebod.
En als het dak weer is hersteld
Dan wordt het ook vast de gast gemeld.
En nu beveel ik U aan “Moederke” aan,
Ga maar dikwijls een poosje voor haar staan.
Uit haar ogen zo schoon, diep en blauw,
Spreekt goedheid, liefde en onwankelbare trouw.
Zij helpt ons zondenrein door het leven te gaan
En heilig en rijk eens voor Jezus te staan.
-0-0-0-0-0-0-0-0-0-0-
Consummatum est!